Het was een opmerkelijke start van de campagne toen Sigrid Kaag van D66 zich vooral profileerde door partijen uit te sluiten: sowieso geen samenwerking met PVV en FvD en geen heilzame samenwerking met partijen die de stikstofmaatregelen ondermijnen en/of vertragen, iets waarmee ze terugverwees naar de twee andere partijen die ze eerder bij naam had genoemd: JA21 en BBB. In plaats van zich te profileren op datgene wat de partij wil voor de toekomst, neemt D66 in deze verkiezingen stelling door expliciet te benoemen wat ze niet wil: stilstand. Iets wat volgens Kaag zal gebeuren wanneer PVV, FvD, JA21 of BBB grote winsten behalen bij de aankomende verkiezingen, en dus riep ze ook de VVD en het CDA op om te kiezen voor ‘vooruitgang’. Enkele dagen later sloot Hugo de Jonge, minister van Volkshuisvesting, zich in ieder geval aan bij deze oproep. In reactie op D66 stelde hij: “We have been there en dat is geen goed idee om te doen”, verwijzend naar de eerdere samenwerking van het CDA met de PVV.
Het uitsluiten van partijen lijkt de afgelopen jaren eerder een regel dan uitzondering. Met de Gemeenteraadsverkiezingen van 2021 gaven VVD, GroenLinks, CDA en D66 allen te kennen niet te willen samenwerken met de PVV en FvD. Iets wat Mark Rutte vier jaren eerder bij de verkiezingen van 2017 ook al had gedaan. Een trauma van de gefaalde samenwerking met de PVV lijkt hiervan de oorzaak, maar is het eerlijk om partijen uit te sluiten op basis van de aanname dat je er niet mee kan samenwerken om te bouwen aan een toekomst voor Nederland?
Het uitsluiten van partijen is niet uniek voor de afgelopen jaren. Met de opkomst van Pim Fortuyn ontstond er begin 2002 reuring binnen het CDA. Onder andere de toenmalig voorzitter Marnix van Rij (die nu overigens staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst is) sprak zich uit tegen samenwerking met LPF. En ook tijdens de Koude Oorlog werd de Communistische Partij Nederland meermalen uitgesloten van politieke deelname, zelfs wat betreft het zitting nemen in bepaalde commissies. Ook de oude Grieken hadden een systeem om politici buiten te sluiten: het ostracisme. Hoewel veelal gebruikt als een middel om potentieel machtige politici te neutraliseren, werd het ook meermalen gebruikt als politieke reactie om wraak te nemen op een bepaald persoon. Uitsluiten is dus iets van alle tijden en lijkt een fundamenteel onderdeel van onze democratie.
Voorstanders beroepen zich op het feit dat het vooraf aangeven van eventuele wenselijke coalitiepartners kan helpen in het bepalen van een goede en evenwichtige stem. Op deze manier zou de kiezer meer invloed kunnen hebben op de uiteindelijke coalitie die gevormd wordt. Toch moet er ook een kanttekening geplaatst worden: is het immers niet apart om de op één na grootste partij van het land uit te sluiten, zoals VVD, GroenLinks, CDA en D66 tijdens de Gemeenteraadsverkiezingen van 2021 deden? Zeker wanneer je kijkt naar de rechtse flank van zowel de VVD als de PVV is het op z’n minst opvallend te noemen.
Het zou wenselijk zijn als partijen hun beslissing om een andere partij uit te sluiten meer motiveren op inhoud. Uitsluiten zonder een expliciete reden te noemen, los van de aanname dat er niks zal veranderen bij samenwerking, is dubieus. Daarnaast is het de vraag of D66 het gewenste effect heeft bereikt. Immers, een campagne voeren op basis van wat je niet wilt, benadrukt de ideeënarmoede van het politieke midden des te meer.