Kwartiermakers, aanjaaggroepen, taskforces en overlegtafels: Nederlandse bestuurders zijn dol op rapportenfabrieken. Veel van deze doorwrochte stukken sterven in schoonheid, omdat ze onderin een letterlijke of spreekwoordelijke la belanden. In de rubriek ‘Onder in de la’ zet De Nieuwe Denktank een schijnwerper op rapporten en conclusies die toen én nu meer aandacht verdienen. Dit alles om te voorkomen dat ‘de kennis van nu’ veelal ‘de kennis van toen’ blijkt te zijn.
Het vormen van een gezin, kinderen krijgen en die zelf opvoeden zijn een mensenrecht. Het ingrijpen van de overheid in een gezin is daarmee een verstrekkende interventie. Het is goed om dit bij het spreken over jeugdzorg in het algemeen en uithuisplaatsingen in het bijzonder te beseffen. Het gaat hier niet alleen om een zorgvraag die door de overheid beantwoord wordt. Discussie over jeugdzorg gaat per definitie over grondrechten en de grenzen daarvan.
Eén van de meest voor de hand liggende redenen om in te grijpen binnen een gezin is wanneer de ouders of manier van opvoeden de kinderen in gevaar brengt. Wanneer er sprake is van huiselijk geweld of verwaarlozing is het de plicht van de overheid om in te grijpen. Met deze ingreep worden de grondrechten van het kind namelijk beschermd. Deze botsing van grondrechten, van gezinsvorming enerzijds en veiligheid anderzijds, maakt besluiten rondom ingrijpen erg complex.
De ultieme maatregel die de overheid kan nemen wanneer de veiligheid van het kind in het gedrang is, is het uit huis plaatsen van hem of haar. Deze interventie is verstrekkend en zorgt voor pijn en lijden van alle betrokkenen. Het is dan uitermate van belang dat áls de jeugdbescherming besluit dit te doen, dit besluit goed feitelijk onderbouwd is. Deze onderbouwing wordt vervolgens door een rechter getoetst en pas dán wordt overgegaan tot het uit huis plaatsen van een kind. Er blijkt veel af te dingen op de kwaliteit van het onderzoek op basis waarvan wordt overgegaan tot uithuisplaatsingen.
In het rapport ‘Feitenonderzoek voorafgaand aan uithuisplaatsingen van kinderen’ blijkt dat in geen enkele (!) van de onderzochte gevallen het feitenonderzoek op orde was. De conclusies van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn hard. Dit betekent dat er kinderen in onveilige thuissituaties blijven zitten en ook dat er onterecht gezinnen door de jeugdbescherming uit elkaar zijn getrokken. De onderzoekers voeren de hoge werkdruk onder jeugdprofessionals aan als belangrijkste verklaring voor de gebrekkige waarheidsvinding rondom uithuisplaatsingen. Als oplossing wordt vooral gekeken naar het ‘beter uitleggen’ en ‘goed communiceren’ met kwetsbare gezinnen. Het rapport ligt nu al ruim een jaar stof te verzamelen.
Recent bereikten de jeugdzorgmedewerkers en hun werkgevers een nieuw akkoord over de werkdruk. Hierin werd afgesproken dat het aantal gezinnen dat één professional begeleidt stapsgewijs wordt teruggebracht naar 12. Deze maximering van de caseload moet ervoor zorgen dat er per kind meer tijd komt. Een stap vooruit aan de ene kant, maar aan de andere kant een jaar verspeeld. Wie het rapport van de IGJ écht tot zich had genomen, had deze conclusie al véél eerder kunnen trekken. Afwegingen over grondrechten kosten tijd en vragen om grondig onderzoek. Als de feiten niet op orde zijn, vaart de rechter blind. Dit roept pijnlijke echo’s op van het toeslagenschandaal waar de rechterlijke macht zich blind baseerde op de feiten die haar door de Belastingdienst werden aangeleverd. De averij is voor de kwetsbare kinderen en jongeren en hun gezinnen. Juist deze meest kwetsbaren vragen om goede en passende zorg, maar krijgen die nu niet.
Het getouwtrek rondom de jeugdzorg is nog niet voorbij. Gemeenten, werkgevers, belangenorganisaties en de Rijksoverheid blijven doorvergaderen over wat er anders moet en vooral hoeveel dat mag kosten. Ondertussen zijn gezinnen en jeugdwerkers het kind van de rekening. Zonder fundamenteel debat én erkenning dat jeugdzorgbeleid over het waarborgen van grondrechten gaat, blijven we vastzitten in de houdgreep waar de hulp voor kwetsbare gezinnen nu in zit. Er moet alles op alles gezet worden om de rechten van ouder en kind op goede en passende zorg veilig te stellen. Daarvoor is genoeg tijd, kennis en kunde nodig, zowel voor jeugdzorgprofessionals alsook voor de rechters die besluiten over vergaande maatregelen zoals uithuisplaatsingen. Het debat over de jeugdzorg zou minder over budgetten moeten gaan en meer over hoe we die balans van grondrechten zoals veiligheid en gezinsvorming waarborgen.