Samen met Theo Witte (Team ‘Red het onderwijs’), Marijke Breeuwsma (mede-oprichter BON), Sebastiaan Duivenvoorde en vele andere docenten was de eerste DND onderwijsdag in Lisse een groot succes dat navolging krijgt.
Onderwijzers, studenten, lokale politici en andere geïnteresseerden verzamelden zich zaterdagmiddag in het Zuid-Hollandse Lisse. Middenin de bollenstreek organiseerde De Nieuwe Denktank een bijeenkomst over de vraag hoe het onderwijs in Nederland weer tot bloei kan worden gebracht. DND-directeur Bart-Jan Heine opende de onderwijsdag met een inleiding over het werk van de denktank en een schets van de grotere problemen die Nederland in hun greep hebben.
Heine hield de aanwezigen voor dat Nederland in een continue staat van crisis verkeert. De partijen en organisaties uit het oude politieke midden hebben geen visie en oplossingen meer. In gesprek met mensen uit de praktijk, van artsen tot docenten, komt een beeld naar voren van een staat gedomineerd door systeemdenken. Dit leidt tot enorme administratieve druk en het verlies van eigenaarschap. De Nieuwe Denktank wil daarom een alternatief bieden en het politieke midden nieuw leven inblazen met verfrissende ideeën. De technocratische kloof tussen de Haagse kantoorflats en de mensen op de werkvloer moet gedicht worden. De Onderwijsmiddag is één van de initiatieven die door de denktank wordt ondernomen om hier een bijdrage aan te leveren.

De eerste spreker vanuit het onderwijsveld was Theo Witte. Hij begon zijn inleiding met lof voor de vele leerkrachten die zich met hart en ziel inzetten voor goed onderwijs. Volgens het RED-Team onderwijs, waar Witte voorzitter van is, is de aandacht voor de docent ‘de roze olifant in het onderwijsdebat’. Om te beginnen schetste hij de problemen waar docenten op dit moment tegenaan lopen. Door te grote klassen hebben leerkrachten minder tijd om lessen voor te bereiden en iedere leerling of groep de aandacht te geven die hij of zijn nodig heeft. Ze ervaren druk vanuit de schoolleiding op toetsing en prestaties.
Volgens Witte ligt de essentie van de problemen in het onderwijs bij het onderwaarderen van het vakmanschap van de docent. Lesgeven wordt minder aantrekkelijk gemaakt. Niet alleen door de werkdruk, maar ook doordat managementtaken zowel geldelijk als in aanzien beter worden gewaardeerd. Door deze onderwaardering mijden academisch geschoolden het onderwijs en zakt de kwaliteit van de docenten die instromen.
Toch wil Witte niet somberen. Zijn oproep was om van de verbetering van het onderwijs een politiek-maatschappelijke ambitie te maken waar de héle samenleving de schouders onder zou zetten. Ten tijde van de Mammoetwet stroomde de lerarenopleiding vol, omdat werken in het onderwijs werd gezien als een gezamenlijke missie. Leraren moeten terug worden gewonnen uit het management van hun school en weer terug voor de klas worden gezet met méér zeggenschap over hun vak.
Docent klassieke talen Marijke Breeuwsma gaf een energiek en bevlogen betoog over hoe de crisis in het onderwijs vooral een weerspiegeling was van een culturele crisis in Nederland. We zijn de draad kwijt geraakt in het onderwijs; zoeken naar een schuldige is volgens haar niet relevant. In haar verhaal stipte ze een aantal culturele veranderingen aan die schaduwzijden hebben voor het onderwijs. De nadruk op emancipatie van praktisch geschoolden leidde tot een grotere nadruk op doorstroming naar hogere onderwijsniveaus. Breeuwsma stelde dat het daarentegen beter was geweest het HBO groot te maken en de universiteiten juist kleiner.
Een volgende maatschappelijke ontwikkeling die zijn sporen in het onderwijs heeft achtergelaten is het bedrijfsmatig denken. Scholen moesten meer gaan opereren als bedrijven die winst moeten maken en targets moeten halen. Schoolleidingen gaan zich focussen op concurrentie en verliezen het belang van goed onderwijs uit het oog. En wanneer scholen zich gedragen als bedrijven, gaan leerlingen en ouders zich opstellen als consumenten. Als een manier van lesgeven niet wordt gebliefd dan zoeken ze wel verder naar iets dat wél in de smaak valt. Breeuwsma schreef deze desocialisatie onder andere toe aan de periode van thuisonderwijs tijdens de coronacrisis. Een economie van voltijds tweeverdieners zorgt er daarnaast voor dat opvoedtaken bij de scholen komen te liggen.

De centrale stelling van Breeuwsma was dat de crisis in het klaslokaal dus een uiting is van de grotere maatschappelijke ontwikkelingen. Ze betoogde dat het afgelopen moet zijn met grote hervormingen van het onderwijs. Bij beleidsmakers moet het besef komen dat ‘hét onderwijs’ niet bestaat en er dus ruimte moet zijn voor scholen en docenten om dat zelf in te vullen. De manier waarop door wetenschappers die zelf niet voor de klas staan experimentele lesmethoden over klaslokalen worden uitgestort helpt het onderwijs niet. We moeten onderwijs weer gaan zien als een uiting van onze cultuur en het overdragen daarvan op volgende generaties. Het is in de eerste plaats een manier om ons mensbeeld over te brengen. Een recept voor ‘het beste onderwijs’ bestaat niet, het is een organisch geheel dat per docent zal verschillen en volgens Breeuwsma uiteindelijk het beste gedijt bij stabiliteit voor leerkrachten en scholier.
De laatste spreker was Sebastiaan Duivenvoorde, docent aardrijkskunde en geschiedenis aan het Fioretti College in Lisse. Zijn verhaal draaide om het luisteren naar de werkvloer. Dit is volgens Duivenvoorde belangrijk omdat het docentschap altijd voortkomt uit bevlogenheid en betrokkenheid, een rode draad die door de verhalen van alle sprekers liep. Aan de hand van drie praktijkvoorbeelden maakte Duivenvoorde zijn punt duidelijk.
De eerste ging over de nieuwbouw van het college waar hij les geeft. In eerste instantie was het idee om af te stappen van lokalen en over te gaan op leerpleinen en open ruimten waar leerlingen les kregen. Door docenten werd aangegeven dat dit een negatief effect zou hebben op concentratie van leerlingen. De schoolleiding besloot uiteindelijk te gaan voor een mix van klassieke lokalen en open ruimten met veel glaswerk voor de transparantie. Binnen de kortste keren werden deze geblindeerd omdat leerlingen niet opletten, precies zoals de werkvloer had voorspeld.
Een volgend voorbeeld van Duivenvoorde draaide om de introductie van de Zweedse lesmethode kunskapsskolan. De bedoeling was dat leerlingen zélf verantwoordelijk werden voor het halen van leerdoelen en hun eigen weg door het curriculum moesten vinden. Leerkrachten zetten hun vraagtekens bij de aanpak en na twee jaar werd het weer afgeschaft.
Afsluitend wees Duivenvoorde op het feit dat toetsing en normering op dit moment plaatsvindt aan de hand van het groepsgemiddelde. Wanneer een klas slecht scoort wordt dit niet aan de hand van objectieve normering afgerekend, maar wordt het gemiddelde van de cijfers genomen om een voldoende te berekenen. Dit leidt tot gemiddeld slechtere prestaties en een perverse prikkel voor leerlingen die met weinig inspanningen een voldoende kunnen halen.
Tijdens alle verhalen kwamen vanuit de zaal geluiden van ergernis en herkenning. De aanwezige docenten gaven duidelijk aan dat de problemen én oplossingen aansloten bij wat zij dagelijks in het klaslokaal zien gebeuren. De vragen vanuit de deelnemers spitsten zich toe op wat er gedaan kan worden om het onderwijs te verbeteren. Daarnaast merkten deelnemers op dat er sterke overeenkomsten zijn tussen de problemen in het onderwijs en andere sectoren zoals de zorg. Uit de discussie kwam naar voren dat leerkrachten een grote intrinsieke motivatie hebben voor hun vakgebied. De sleutel naar de oplossing van de crisis in het klaslokaal ligt daar. Wanneer docenten méér ruimte en waardering krijgen om hun vak uit te oefenen zullen ze dit met meer plezier doen. Dit trekt nieuwe mensen naar het onderwijs en lost daarmee andere problemen rondom grote klassen en werkdruk op. De rol van salariëring kwam maar zijdelings aan bod en is eerder een symptoom van de onderwaardering.
De Onderwijsmiddag van De Nieuwe Denktank was een succes volgens de verschillende deelnemers. Door de mensen van de werkvloer werd aangegeven dat de zaken waar zij tegenaan lopen erkend worden. Alle sprekers en vragenstellers sloten hun verhaal af met ideeën voor de verbetering van het onderwijs. Er was duidelijk behoefte aan een bijeenkomst als de Onderwijsdag om uitgebreider door te praten over de oplossingen van de crisis in het klaslokaal. De Nieuwe Denktank kon in die vraag voorzien en met het meedenken van mensen in het veld en hulp van geïnteresseerden en donateurs zal het werk worden voortgezet. Met als doel het politieke midden te voeden met nieuwe ideeën om de crises, waarvan die in het onderwijs er één is, het hoofd te bieden. Uw steun hierbij is van harte welkom. Doneren kan eenvoudig door hier te klikken.