
In discussie over de bronnen van én oplossingen voor overheidsfalen – 27 september – Utrecht
Voorzitter van De Nieuwe Denktank Robert Kamphuis heet de aanwezigen welkom in de theaterzaal van het stadskasteel van Utrecht. Zowel de zaal als het balkon van de theaterzaal zijn gevuld met deelnemers aan de discussiebijeenkomst van de Denktank. “Waarom faalt overheidsbeleid (bijna) altijd?” introduceert Kamphuis het thema van de avond. De discussiebijeenkomst in de Domstad is de afsluiting van een reeks bijeenkomsten en de essaywedstrijd met hetzelfde thema. De twee winnaars van de essaywedstrijd, Anja van Gorsel en Mona Keijzer, zullen vanavond de aanwezigen meenemen in hun antwoord op die ene vraag én de oplossingen die zij zien. Kamphuis licht toe dat De Nieuwe Denktank is opgericht om het maatschappelijke debat in het politieke midden nieuw leven in te blazen in de strijd tegen de ideeënarmoede waar de overheid op dit moment onder lijdt. Hij nodigt de twee spreeksters uit om hun visie te geven op het waarom achter het grote overheidsfalen van de afgelopen jaren.
De eerste spreker, Anja van Gorsel, heeft haar sporen verdient in het onderwijs en het openbaar bestuur. Ze heeft diverse rollen bekleed, waaronder bestuursvoorzitter van het Albeda College – een ROC met ruim 20.000 leerlingen –, waar zij probeerde om van enorme ROC’s terug te keren tot kleinschalige, herkenbare MBO-colleges. In haar verhaal in Utrecht wijst ze twee ‘’gebreken’’ aan waardoor overheidsbeleid in Nederland (bijna) altijd faalt. Het eerste gebrek is een gebrek aan kennis. “Ambtenaren en beleidsmakers worden door het aannamebeleid van de overheid niet geselecteerd op vakinhoudelijke kennis”, houdt Van Gorsel de aanwezigen voor. In plaats daarvan draait het om de vraag hoe goed iemand kan managen. Wanneer dat goed lukt op financiën, dan zal dat ook wel goed gaan op het gebied van onderwijs of zorg, is de gedachte. Volgens Van Gorsel zitten topambtenaren veel te kort op hun post. Dit is te wijten aan de Algemene Bestuursdienst (ABD). Deze organisatie heeft de taak om vacatures in de top van de Rijksoverheid in te vullen met een pool van roulerende topambtenaren.
Van Gorsel vat haar standpunt bondig samen met de leus: “ABD, weg ermee!” In haar verdere uitleg rekent ze de deelnemers aan de discussiebijeenkomst voor dat een gemiddelde beleidsmaker binnen drie jaar begint met het rondkijken en solliciteren naar een nieuwe functie binnen de Rijksoverheid via de ABD. “De kennis en kunde is wel aanwezig bij ministeries, maar zit diep in de organisaties verstopt en bereikt bijna nooit de top.” Dit zorgt zodoende voor een gebrek aan kennis.
Het tweede gebrek dat Van Gorsel aanwijst is een gebrek aan moraliteit. Hiermee bedoelt ze dat ambtenaren zich te weinig kritisch (durven) uitspreken over slecht beleid. Wanneer een onuitvoerbaar voorstel op hun bureau belandt, komt er geen tegengeluid. Dit vindt Van Gorsel nog kwalijker dan het gebrek aan kennis. Bij een gebrek aan moraal wéten we wel dat zaken niet kloppen en fout gaan, maar er wordt door niemand aan de noodrem getrokken. Dit vraagt wat haar betreft om een meer open houding en een vaste plaats voor ambtenaren en uitvoerders in het publieke debat. Hier zouden ze vrijelijk hun mening moeten kunnen geven, zonder de dreiging van sancties of gevaar voor hun verdere carrière.
Mona Keijzer, de tweede spreker van de avond, ziet een overheid die zich met steeds meer zaken in het leven van mensen is gaan bemoeien. Dit is volgens haar zowel een beweging vanuit de overheid, als een gevolg van een roep vanuit de samenleving. “Men gelooft dat ieder probleem op te lossen is door overheidsingrijpen en dat alle risico’s teniet gedaan moeten worden.” Het gevolg van dat maakbaarheidsdenken zorgt ervoor dat de overheid continu nieuwe taken op zich neemt die vervolgens ook om extra bevoegdheden vragen. Het leven zit echter vol met risico’s en afwegingen. Het is niet aan de overheid om die in te schatten om ze vervolgens uit de weg te ruimen. Daar komt bij, zo betoogt Keijzer, dat de overheid helemaal niet in staat is om risico’s en (ongewenste) gevolgen van beleid goed in te schatten.
Als voorbeeld van het tekortschietende analytisch vermogen van de overheid noemt Keijzer de doorberekening van de verkiezingsprogramma’s. Aan de toehoorders vertelt de oud-staatssecretaris dat onder zowat alle partijen een grote aversie leeft tegen de doorberekening van verkiezingsprogramma’s door het Centraal Planbureau. Toch doen veel partijen eraan mee én worden programma’s van degenen die ze niet door laten berekenen weggezet als slecht onderbouwd en inhoudsloos. Terwijl juist, zo stelt Keijzer, de doorberekening ervoor zorgt dat de politieke strijd niet meer gaat om ideeën en de gunst van de kiezer, maar om de instemming van de rekenmeesters van het CPB. Deze parallelle systeemwereld botst met de werkelijkheid buiten het model en veroorzaakt onuitvoerbaar en falend overheidsbeleid.
Als belangrijkste oplossing ziet Keijzer de terugkeer van het menselijke in het overheidsapparaat. Teruggrijpend op haar tijd als Kamerlid en staatssecretaris spreekt ze over het belang van de menselijke hand in besluitvorming. “Dat er vergaande besluiten over mensenlevens worden genomen, zónder dat er ook maar een mens aan te pas komt, is beangstigend.” Keijzer is dan ook fel tegenstander van verdere automatisering en het gebruik van modellen als beleidsbepalers. De weg uit het overheidsfalen van de afgelopen jaren ligt volgens haar in het afscheid nemen van deze modelwerkelijkheid en het accepteren van het feit dat aan het leven en aan politieke besluiten wel afgewogen risico’s kleven.
Vanuit de zaal klinkt instemming op de verhalen van beide sprekers. Eén van de deelnemers, zelf actief bij een pensioenfonds, herkent het gebrek aan kennis waar Van Gorsel over sprak. Hij maakte mee dat hij tegenover uitvoerende ambtenaren zat die de wet zélf niet hadden gelezen. Een aantal studenten vraagt Keijzer of modellen dan geen enkel nut zouden dienen. Hierop antwoordt ze dat er zéker wel een manier is om berekeningen en voorspellingen te gebruiken, maar dat het belangrijk is om de beperktheid daarvan goed in het achterhoofd te houden. Van Gorsel wordt uitgedaagd met de vraag of er dan geen enkele plaats meer is voor managers binnen de overheid. De oud-onderwijsbestuurster reageert dat het zeker van belang is om overheidsprocessen goed te managen, maar dat er nu vaak alleen oog is voor efficiëntie en het drukken van de kosten.
Afsluitend kondigt de directeur van De Nieuwe Denktank Quinten Pluymaekers aan dat de Denktank zeer binnenkort met een vervolg op het stikstofrapport komt. Hierin wordt een alternatief stikstofbeleid gepresenteerd dat een uitweg kan bieden uit het bureaucratisch moeras waarin de volkshuisvesting, de agrarische sector en het natuurbeheer nu zijn vastgelopen. Een concrete actie van De Nieuwe Denktank om het beleidsfalen te doorbreken en zo bij te dragen aan een beter functionerende overheid voor alle burgers. Een goede afsluiting van een geslaagde discussiebijeenkomst.